Dialectenlied

Van Delfzijl tot Valkenburg, van Texel tot Terneuzen
Spreekt iedereen z'n eigen taal, heeft elk z'n eigen leuze
Maar dat grote mierennest, wat je 'Randstad' noemt
Is om z'n rappe babbel in 't hele land beroemd

'Vind je ook niet, Bertus?'
'Jazeker, suikerbolletje.'

't Rotterdamse taaltje heb wat zangerigs
Zovan: Ja toch, niet dan, Rooms is lekker door
Lekker keilen of gewoon effe een bakkie doen
't Rotterdams is heus nog niet zo rot

Nou, die gozer komt geheit niet vaak in Mokum
Ik dacht 't aan z'n ponum al te zien
Een Amsterdammer heb dat gauw in 't snotje
Want, wat dat betreft zijn wij in Mokum kien

Zeg Mien, wat hei je dan van Uterech gedach
Man, daar ken je toch zo lachen, eerlijk waar
Je heb d'r allerhande barretjes, zo aan de grach
Een bietje jennen, bietje katten op mekaar

De hoofdzaak is dat je mekaar begrijpen ken
Al spreken we geen zuiver ABN
Een teckel is zo'n beessie
Ik noem 't een uitschuifkeessie
Ik noem dat dus een leverworst op poten
Een dakhaas is zo'n slome
Wij zeggen: halve zolen
En wij noemen dat eikels of malloten

Van Delfzijl tot Valkenburg, van Texel tot Terneuzen
Spreekt iedereen z'n eigen taal, heeft elk z'n eigen leuze
Maar dat grote mierennest, wat je 'Randstad' noemt
Is om z'n rappe babbel in 't hele land beroemd

'Zeg Mien, lekker speklappie van me..'
'Ja, Bertus?'
'Als jij nou bij die dokter van jou overmerken mot
Laten we wel zijn, dat ken een keer gebeuren
En jij hebt de balen, 't komt langzaam uit je strot
Ga je dan schelden of mopperen, of zeuren?'
'Ach, Bertus, ik kan je zweren op m'n oge
Een doetje ben ik niet, ik zeur wel, maar
Wat of de dokters mijn ook vragen mogen
Voor mijn mevrouw sta ik toch altijd klaar.'
'Nou, ik kan dus ook een arts waarbij ik ramen lap
Maar, ze motten ech bij mij niet legge dramme
Want, ben ik toevallig hangerig of een bietje slap
Heus, dan werk ik ech geen halfuurtje langer.'
En al praten ze nog met zoveel kouwe kak
Dan zeg ik, als ik m'n biezen pak:

Gaat heen, ik ben niet achtelijk
Ik ben ook niet mesjokke
En ik heb ook nog alles op een rijtje

Dan zeg ik: Ik gaat wieberen
En ik zeg: Ik ga pleite
En ik, ik maak de pleitvaart 'ns een tijdje

Van Delfzijl tot Valkenburg, van Texel tot Terneuzen
Spreekt iedereen z'n eigen taal, heeft elk z'n eigen leuze
Maar dat grote mierennest, wat je 'Randstad' noemt
Is om z'n rappe babbel in 't hele land beroemd

Maar hoe we 't ook zeggen, heus, we menen 't niet kwaad
Want, elke vogel zingt zoals z'n bek staat
Ja, elke vogel zingt zoals z'n bek staat